-
1 chafe
n. (warm)wrijven, schuren, schaven (de huid); ergeren, sarren--------v. wrijven, schuren, schaven (de huid); irriteren, ergeren; zich wrijven, zich ergeren, zich opwindenchafe1[ tsjeef] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 pijnlijke/ruwe plek ⇒ schaafwond2 ergernis♦voorbeelden:————————chafe21 schuren3 zich ergeren ⇒ ongeduldig zijn/worden, inwendig koken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 ergeren ⇒ sarren, irriteren♦voorbeelden:2 his collar chafed his neck • zijn boord schuurde om/rond zijn nek -
2 rugosité
-
3 raw
adj. rauw; niet gekookt; onbewerkt; onervaren; pijnlijk; grof--------n. rauwe plekraw1[ ro:] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:in the raw • ongeciviliseerd, primitief; naakt————————raw2〈bijvoeglijk naamwoord; rawness〉2 〈 benaming voor〉 onbewerkt ⇒ rauw 〈 van bakstenen〉; ruw, ongelooid 〈 van leer〉; 〈 figuurlijk〉 onuitgewerkt 〈cijfers e.d.〉; grof; onaf(gewerkt), onrijp3 groen ⇒ onervaren, ongetraind4 ontveld ⇒ rauw, open♦voorbeelden:raw silk • ruwe zijde¶ raw deal • oneerlijke/gemene behandeling
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский